OOR (*Dutch)

Interview : Stephen Emmer about (*over) International Blue

De carrière is lang en divers. In 1979 maakte Stephen Emmer deel uit van Minny Pops, was even later medeoprichter van het blad Vinyl, maar verdiende daarna vooral de kost als componist van toegepaste muziek voor commercials en opdrachtgevers als de NOS en RTL. International Blue is pas zijn derde soloalbum, na Vogue Estate (1982) en Recitement (2007).

De vaak literaire bijdragen daarop waren afkomstig van schrijvers, acteurs en artiesten als Lou Reed, Richard Burton, Remco Campert en Hugo Claus. Ook voor International Blue componeerde Emmer weer alles zelf. Het is een moderne interpretatie van c.q. een hommage aan de epische popmuziek van onder meer Burt Bacharach en Scott Walker. Als crooners horen we een keer Midge Ure (Ultravox), een paar keer de jonge onbekende Neil Crossley (Furlined) en Liam Mckahey (Cousteau), maar wel vier keer Glenn Gregory (Heaven 17), die zich ontpopt als een kruising tussen Bill Medley (Righteous Brothers) en David Bowie. In Untouchable eert Gregory wijlen Billy MacKenzie (The Associates), met wie zowel hij als Emmer in het verleden werkte. Het tijdloze International Blue zal niet iedere moderne popliefhebber kunnen bekoren, maar het vakmanschap waarmee het gemaakt is, gekoppeld aan die machtige productie van Tony Visconti (sinds 1969 de man achter en naast Bowie), maakt dat dit album veel meer naar de hoofdletter K van grote kunst dan die van kitsch doorslaat. 

[WILLEM JONGENEELEN]

 

Stephen Emmer over International Blue 

OOR : International Blue is een eerbetoon aan popcrooners. Waarom?         

SE : `Als je zoals ik veel toegepaste muziek maakt, dan moet je dingen. Want dan zijn er opdrachtgevers, wensen, deadlines. Als je een album vanuit jezelf maakt, moet er helemaal niets. Het viel me op dat er vroeger zangers rondliepen die veel zelf konden. In de tijd voor de computers en stem vervormers. Dat heeft soms lelijke zaken opgeleverd, maar ook prachtige songs zoals je die helaas niet vaak meer hoort. Voor het magazine Q mocht ik onlangs een lijst met favoriete samenstellen. De lijst bevat songs van Scott Walker, David Bowie, Pulp, Billy MacKenzie, The Divine Comedy en Righteous Brothers. Maar ze zijn er ook nu nog wel, zangers met emoties die hun best doen, zonder die vocale acrobatiek waarin afwisselend met de gewone en een kopstem wordt gezongen. In de mainstream pop lijkt die manier van zingen momenteel een format geworden. Coldplay begon ermee, iedereen doet het nu na, van Rihanna tot Miley Cyrus.'           

 

OOR : Hoe selecteerde je de stemmen die op International Blue te horen zijn? 

SE : ’Dat ging heel natuurlijk. Het begon bij Liam McKahey van de groep Cousteau. Ik stond een jaar of vijf geleden een plaat af te rekenen bij Concerto en vroeg wat ze op hadden staan. Dat bleek die Ierse band te zijn. Ik kocht ook die plaat en bij het maken van mijn album dacht ik terug aan zijn stem. Ik heb hem gemaild. uitgelegd wat ik van plan was en gevraagd of hij zin had mee te doen. Dat hij inmiddels in Australië woonde, maakte niets uit. Het werd een tele-collab zonder dat we elkaar ontmoet hadden. Daarna volgden Neil Crossley van het onbekende Furlined en Glenn Gregory, een oude favoriet uit Heaven 17, min of meer op dezelfde manier. Ze deden allemaal graag mee. Omdat ze de muziek goed vonden, zelf de tekst mochten schrijven en ik ze de best mogelijke productie kon bieden, omdat Tony Visconti ook aan dit project wilde meewerken.'                                                          

 

OOR : Het geluid van International Blue ademt wel de sfeer van albums van Burt Bacharach, maar wijkt qua werkwijze compleet af omdat het met moderne studiotechnieken tot stand kwam. Hoe flik je dat? 

SE : `Ik heb een visie op muziek ontwikkeld, vanuit mijn opdrachten werk. Vaak luidt een opdracht: maak iets in de stijl van... Je kunt niet volstaan met kopiëren. Maar ik probeer wel te doorgronden waarom iets overkomt zoals het overkomt. Dat interpreteer ik dan op een eigentijdse manier. Mijn plaat ademt dus sixties, met een toefje eighties misschien. lk werkte er lang aan, de muziek is gelaagd. Maar er is meer. Ook de Wall Of Sound van Phil Spector was niet alleen veel stapelen, het bezat ook gedetailleerdheid. Ik hou van een avontuurlijk kleurenpalet. in de jaren zestig gebruikten ze orkesten, ik werk met technische hulpmiddelen en doe aan sound design. De beats zijn bijvoorbeeld old school, zoals in de jaren negentig, hiphop-achtig. Denk aan de beats van Di Shadow, maar dan minder naar vo- ren gemixt. Mijn plaat is tot stand gekomen met een hybride aan moderne productietechnieken. Maar de sfeer mag je uiteraard ouderwets mooi vinden.

 

[OOR - Willem Jongeneelen - Sept 2014]

Contact Subscribe Mediamusic

Contactform


Please read our Privacy & Cookie statement