Candy Dulfer & Stephen Emmer (Dutch)

OOR - De Ontmoeting #5

Candy Dulfer is twee minuten te laat. Een zeldzaamheid, volgens de filmmaakster die haar het hele jaar volgt. Maar ook als een van de bekendste saxofonisten van de wereld kan je soms je auto niet kwijt in Amsterdam-Noord. En zal je, net nu het flink regent, een stuk moeten lopen. Stephen Emmer vindt het niet erg. Als vaakst gehoorde muzikant van Nederland (ooit Ultra-band Minny Pops, nu de man achter honderden tv-tunes, waaronder die van het NOS Journaal en RTL Nieuws) stelde hij deze ontmoeting voor.

Candy streamde in coronatijd muziek vanuit haar keuken, Stephen componeerde het neoklassieke Maison Melody, in de afzondering die hij toch al gewend was. Eenmaal binnen op de bank blijken de kalme Stephen (composed, zou je in het Engels zeggen) en de gedreven Candy (die as usual iedereen wegblaast) toch veel raakvlakken te hebben: hier zitten de makers van de twee bekendste saxofoonklanken die ons land ooit voortbracht – RTL Boulevard en Lily Was Here – op anderhalve meter afstand.

NEPSAX

Candy: ‘Ik heb ‘m wel eens gedaan, toen ik bij Boulevard zat. Tatadadadaaa!’

Stephen: ‘Haha, dat heb ik dit voorjaar nog aangehaald, in m’n dankwoord voor de Buma Oeuvre Award. Bijzonder dat Candy Dulfer, een échte saxofonist, het een keer live heeft gespeeld. Ik gebruikte namelijk een nepsax. Ik vind het nog steeds frappant dat het publiek juist dit stukje zo heeft omarmd, van al die dingen die ik gemaakt heb. De teller staat rond de negenhonderd nu. Mijn persoonlijke favorieten zijn doorgaans de complexere, al zijn die soms na drie keer Teleac alweer van het scherm verdwenen. Dat lijkt me nou echt een artiestending: iets wat je gewoon gemaakt hebt wordt ineens iconisch genoemd, terwijl je zelf denkt: huh, dus is dit ‘m? Ging dat met Lily Was Here ook zo?’

Candy: ‘O ja. Het was totaal niet de bedoeling. Ik was zeventien en helemaal nog niet zover. Als ik al een strategie had, is het door dat nummer helemaal in de war gelopen. Ik wilde een mix van Hans Dulfer, Maceo Parker en David Sanborn worden en alleen maar dat soort muziek spelen. North Sea Jazz was een droom en misschien een keer naar Amerika. Binnen een jaar heb ik dat toen allemaal gedaan. Het project met Dave Stewart trok ik nog net, filmmuziek vond ik maar stom. Zeventien hè. Stóm! Al stond Dave z’n aanpak me wel aan. Hij had een paar steengoede jazz-muzikanten om zich heen in een studio in Londen, die improviseerden op de beelden waar ze naar keken. Na afloop zat ik al met m’n moeder te wachten op de taxi naar het vliegveld en kwam Dave terug: hij had nog één stukje waarop ik moest spelen. Ik snel m’n sax weer in elkaar zetten, niet helemaal goed ook, hij begon met dat deuntje, ik speelde er een variatietje op. Hup, klaar, ik moest een vliegtuig halen. Het stukje deed me weinig, er zat ook geen funk of soul in. Nooit meer aan gedacht, tot een paar maanden later iemand opbelde: je was op de radio, met die man van Annie Lennox! Lily Was Here kwam in één keer op nummer 1. En ik dacht inderdaad ook: huh, deze? Is dit ‘m? De eerste maanden heb ik me nog verontschuldigd. Ik háátte het! Ik heb ‘m de eerste vijf jaar ook niet bij optredens gespeeld. Maar ik ben natuurlijk volwassen geworden en toen pas begreep ik dat die compositie zo goed is omdat het publiek er wat van maakte. Sindsdien blijft die solo een eigen leven leiden, ook als ik ‘m nu speel. Want eigenlijk kan ik ‘m nooit onthouden en ga ik liefst gewoon m’n eigen gang.’

RUBIK’S CUBE

Stephen: ‘Ik heb in vele bandjes het hele parcours aan stijlen doorgelopen. Symfo,freejazz, elektronische noise, moeilijk doen... Ik moet het op de vierkante millimeter construeren. Zodat het uiteindelijk als een mini-muzikaal mozaïek-je , als een soort Rubik’s cube, in tien seconden kan worden opgelost. Wat ik daaraan heb overgehouden is een ander geloof naar vrije muziek. Muziek moet gestructureerd zijn, liefst helemaal uitgeschreven, inclusief de solo. Dat is denk ik haaks op hoe jij erin staat.’

Candy: ‘Ja. Ik heb van mijn vader overgenomen dat het eigenlijk niet om de liedjes gaat, maar om wat we ermee kunnen doen. Als de kinderen van mijn vriend thuis zijn, wordt er veel hiphop gedraaid. Zij zeiden al heel snel: wij luisteren ernaar, jij bent steeds nieuwe melodietjes aan het verzinnen. Dat klopt, ik hoor Roddy Ricch en bedenk meteen wat ik zou spelen als ik met hem op het podium zou staan. Tegelijk ben ik dus heel slecht in het onthouden van dingen. Teksten, solo’s, melodieën zelfs – de details sla ik nauwelijks op. Maar associatief kan ik er helemaal op los.’

Stephen: ‘Nou ben jij natuurlijk instrumentalist, met een bepaalde virtuositeit. Ik ben dat niet: adequaat op de toetsen, adequaat op de bas. It will do, om het doel te verwezenlijken: de compositie. Daarin heb ik ook nooit de vrijheid gevoeld van improvisatie, zoals jij wel kan. Ik ben een laborant, zoals die jongens van Steely Dan dat bijvoorbeeld ook waren.’

Candy: ‘Maar op het moment dat jij componeert is dat toch de grootste improvisatie?’

Stephen: ‘Dat klopt. Vanuit het niets is er ineens iets. Dat is voor mij het zwaartepunt van het kunnen en ook van de beleving. Alles daarna is oh fuck! Opnemen. Uitvoeren. Een podiumdier ben ik nooit geweest.’

Candy: ‘Ik ben niet zo goed in platen maken, maar het hele traject van de liedjes vind ik heerlijk. Erbij zitten, kijken hoe het groeit. En dan zit ik mijn solo maanden uit te stellen, want dat is natuurlijk het kersje op de taart. Als die dan niet zo te gek is, dan is dat het allerergste. Al is dat dus ook subjectief, zo zie je maar weer aan Lily Was Here. Het is me een tijdje gelukt ‘m precies te spelen zoals ie was, nu hebben we de 
akkoorden weer iets veranderd en gaat ie weer alle kanten op. Elke avond denk ik bij mezelf: ik ga de mensen vanavond die melodie geven die ze zo graag willen. En na vijf maten ben ik ‘m kwijt. De meesten maakt dat niet uit, maar ik heb ook hele oude fans, die zie ik dan even heel hoopvol kijken bij de eerste noten en hup, daar ga ik weer. Ach, zie je ze denken, ze heeft het in ieder geval weer geprobeerd. Ik hou nu eenmaal van improviseren.’

DIE OUWE

Stephen: ‘Grappig dat we elkaar nooit eerder hebben ontmoet. Terwijl we toch veel gezamenlijke kennissen hebben. Ik ken veel mensen die bij jou hebben gespeeld.’

Candy: ‘De muziek is een klein wereldje. Ik weet natuurlijk dondersgoed wie jij bent. De moeder van Nada van Nie, mijn jeugd-vriendinnetje, kende jouw vader wel. En volgens mij heeft mijn moeder hem ook wel eens ontmoet. Door de legacy van onze vaders ken je sowieso al veel meer mensen.’

Stephen: ‘Terwijl we toch allebei selfmade zijn. Ondernemend, ook.’

Candy: ‘Ik zie je regelmatig op social media voorbijkomen, je bent er heel goed in jezelf te presenteren en promoten. Ik hou sowieso wel van stayers, mensen die maar doorgaan. Dat viel me altijd al op aan jou. Hoe oud ben jij eigenlijk?’

Stephen: ‘62. Ouder dan jij, in ieder geval.’

Candy: ‘Maar die vaders, daar kan je toch moeilijk omheen. Hoe selfmade je ook bent, je komt toch altijd weer die liefde voor je vader tegen. Heel veel vrouwen zeggen tegen mij: o, je vader is zó’n leuke man! Wat moet ik daarmee?, dacht ik dan meestal. Maar nu zeg ik ook weer tegen jou: Fred Emmer was toch de beste nieuwslezer. Daar zal je mee moeten leren leven, haha!’

Stephen: ‘Ja, dat hoort er inderdaad bij. Het Johnny Kraaijkamp junior-effect, noem ik het maar. Ik heb er een soort haat-liefdeverhouding mee. En we hebben het nu wéér over die ouwe.’

Candy: ‘Leuk hè?’

Stephen: ‘Ja, toch eigenlijk wel.’

PLATEAULAARZEN

Candy: ‘Hoe lang geleden is hij overleden?’

Stephen: ‘Kerstavond. Maar ik heb het idee dat ik nog steeds weet wat hij denkt. Als ik in de spiegel kijk, hoef ik maar in te tappen en ik weet hoe hij iets zou vinden. Ik heb ook nog een sjaal van hem. Geur blijft echt superlang. Een half jaar later ruik je nog: hé, dat is hij.’

Candy: ‘O, dat heb ik met een oude pyjama van m’n opa. Maar ik heb gelukkig allebei m’n ouders nog. Wat ik me wel afvraag: zou het moeilijker om zoon ván te zijn dan dochter ván, in het geval van vaders?’

Stephen: ‘Ik denk dat er bij vaderzoon meer stoerigheid in zit, die niet nodig is. Mijn vader was best autoritair, maar ook weer een rebel. Ik geloof wel dat er een verschillende dynamiek zit in het zoon of dochter zijn ván. Kijk je in jullie geval naar de overdracht, dan is de muziek van hem naar jou gegaan. Bij mij kwam de muziek weer vooral van mijn moeder [actrice Roekie Aronds]. 92 is ze nu. Vroeger was ze danslerares, zangeres en had een rol in Pension Hommeles, de eerste soap van Nederland. Daarin was zij dan degene voor wie Donald Jones zong: Ik zou je het liefst in een doosje willen doen. Ik heb met haar in Suriname gewoond, daar gaf ze dansles, op Santana, exotische dingen uit Brazilië, voodoomuziek uit de Cariben. Als jongetje van tien tot dertien zat ik helemaal in die muziekkeus van haar, die heel bepalend is geweest. Bij mij komt het dus niet van mijn vader. Al was hij een grotere soulman dan ik. We zijn nog samen naar Marvin Gaye geweest. Na z’n overlijden vond ik een heel oude cassettespeler met nog een bandje erin. Toch even gekeken wat dat dan was: Barry White. En als er op mijn kakschool een ouderavond was, liep hij daar als enige op plateaulaarzen rond in plaats van een blazer. Toen dacht ik nog: doe maar normaal! Nu zie ik vooral een ontzettende eigenheimer. Ja, trots op ‘m.’

BLOEMETJE

Candy: ‘Wij woonden in een dorp en Hans en Inge zagen er natuurlijk wel heel anders uit. M’n moeder had knalrood haar, m’n vader verkocht ook auto’s naast z’n muziek. Ik hoefde me nooit te schamen voor m’n ouders in die tijd. Ook al was het contrast wel duidelijk, er woonden vooral boeren. Het was een leuk dorp, alles kon door elkaar. Geen probleem. Ik ging ook veel met ze mee naar uitgaansgelegenheden, al heel jong. Toen ik zelf op stap begon te gaan met m’n vriendinnetjes, m’n eigen kleine wereldje begon te ontdekken, was Hans altijd wel überbezorgd. Mijn school was vijf minuten lopen, door het dorpje, en toch werd ik elke ochtend gebracht. En als ik dan op zondagmiddag met Nada ging dansen in De Bok in Buitenveldert werd ik ook gebracht en gehaald. Is dat je vader? hoorde ik dan om vijf uur, terwijl we zes uur hadden afgesproken. Stond ie daar, een beetje mee te swingen. Maar hij vond het enig. Dus ik vond het niet zo erg.’

Stephen: ‘Je hoefde je er niet tegen af te zetten?’

Candy: ‘Nee, al heb ik wel eens een poging gewaagd. Wie ben ík dan, en moet ik niet eens los? Dat laatste zeiden mensen om me heen ook. Maar ik dacht: waarom? Ze zijn toch heel leuk? En het is mijn beslissing. Volgens mij ben ik uiteindelijk gewoon mezelf geworden, zonder een breuk te hoeven forceren. Niet op de normale, rebelse manier. Het enige waarmee ik m’n ouders echt heb kunnen choqueren is toen ik werd gevraagd mee te doen aan de Interlyceale, zo’n concours van allemaal kakscholen, terwijl ik helemaal niet op zo’n school zat. Een van die wedstrijden was in kunst, ze hadden mij gestrikt als saxofonist. Dus daar stond ik dan met zo’n clubdas om, je weet wel…’

Stephen: ‘Van die hockeykleuren, ja.’

Candy: ‘Dat was de enige keer dat mijn vader zei: moet dit nou? Loafers en zo’n das, haha. Ik werd bijna onterfd. Ik moet wel zeggen dat ik altijd erg kritisch op ze ben geweest, wat misschien niet altijd goed was. Als enig kind ben ik soms een soort scheidsrechter, de derde volwassene in dat huwelijk. En ze luisterden meestal ook nog naar me. Een rare dynamiek, al heeft het geen blijvende schade gebracht. Sterker nog, ze zijn nog steeds bij elkaar en in al z’n ups en downs gaat dat kennelijk dus goed. Ik heb wel eens op het punt 
gestaan om met Inge in een ander huis te gaan wonen. Laat ‘m het rambam krijgen, dit en dat moet je doen… Stond vervolgens toch Hans weer op de stoep, met een bloemetje van de Esso. Was het weer goed. En zo is het altijd gegaan. Een waanzinnige journey.’

Stephen: ‘Mijn vader vroeg een keer: wat vind je, moet ik scheiden? Dat ging toen niet om m’n moeder hoor, die waren toen al uit elkaar. Er volgde een hele optocht aan stiefmensen, waar ik dan tussenin zat. Maar hoe oud zal ik geweest zijn… een jaar of twaalf? Dat was best een besluitvorming. Hoe lang zijn Hans en Inge nu bij elkaar?’

Candy: ‘Nou… forever. Ze waren vijftien en zestien en de beste vriend van Hans zei: neem jij of ik haar mee op de fiets? Toen is ze bij Hans achterop gaan zitten. En dat duurt nog steeds. Mijn vader is een hele bijzondere man, daar kan je niet níet van houden. Geen makkelijke man, ook. Maar voor mij is ie de allerbeste vader van de wereld geweest.’

VRIJHEID

Stephen: ‘Jouw vader is ook zo’n stayer. Een trouper. Iemand die maar doorgaat. Hoeveel collega’s hebben de handdoek niet in de ring gegooid als het even slecht ging… Ik denk dat Hans nu een jaar of zestig aan de weg timmert?’

Candy: ‘Vanaf z’n zeventiende. Hij is vorige week tachtig geworden. Reken maar uit.’

Stephen: ‘Ik wil nog best begrijpen dat je het in een moeilijke periode even niet meer ziet. Maar als je toch van de muziek houdt? Dan is het geen wonder dat je zestig jaar meedraait. Ik heb wel eens een relatie op het spel gezet door te zeggen dat de muze bij mij altijd op nummer 1 staat. O jee, dus ik ben niet jouw nummer 1? Nou, zo hiërarchisch ligt het niet, maar ik heb dus nóg een relatie.’

Candy: ‘Dat werd dus een bloemetje van de Esso…’

Stephen: ‘Het is voor mij gewoon heel duidelijk: muziek is m’n oudste partner geworden. It’s here to stay, voor mij. Tot de dood erop volgt. Zoals Hans ook nog steeds doorgaat. Mensen die mainstay zijn, ik geloof daarin, ik hou daarvan. Ik hoop maar dat de huidige situatie niet te veel slachtoffers eist op dat gebied.’

Candy: ‘Heel moeilijk ook om iemand die er altijd is en altijd maar dóórgaat ineens niet te kunnen zien, vanwege de quarantaine. Zelfs niet op de telefoon, want de eerste paar weken moest ik dan meteen huilen, en hij ook. Na een maandje trok het wat bij, ik zag hem gezonder en gebruinder en relaxter zijn dan ooit. Hij kon eindelijk z’n oude fotootjes eens ordenen. Tja, in één klap niet meer elke dag kunnen spelen, doen wat je doet en waar je voor leeft? Gelukkig zag ik dat hij soms wel kon genieten van die rust. En de volgende dag was ie dan weer boos en schold ie heel Facebook vol. Uiteindelijk is het grootste wat we hadden ons toch afgenomen, het enige en beste wat wij kunnen. Iets wat veel verder gaat dan muziek maken alleen: wij willen onze vrienden kunnen helpen. Mijn vader en ik vechten al heel ons leven voor de muzikanten om ons heen. Ik ben heel erg gewend om met geld dingen op te lossen. O shit, hier, ik betaal effe je huur voor een maand. Of neem lekker een taxi. Dat is de Dulferonzin-vrijheid. Die is nu weg. En dat is zó kut!’

SOLDATEN

Stephen: ‘Wij zijn beiden ondernemers, hè. En dat is in de muziek toch allesbehalve vanzelfsprekend. Er zijn zoveel creatievelingen die dat niet willen of gewoonweg niet kunnen. Dat wordt nog een zware dobber. Zij doen namelijk níets verkeerd, maar dreigen nu wel het hardst geraakt te worden. Hele lieve mensen, die gewoon veel van hun instrumenten houden en daar prachtige dingen mee doen. Wat dus ineens niet meer genoeg zou zijn. Want ze zijn niet commercieel. Halen die mensen de kerst?’

Candy: ‘Ja, de échte muzikanten. De soldaten in het leger. Die niet bezig zijn met project-zus-of-zo en of ze wel op tv komen, maar alleen maar muziek willen maken. Jij en ik moeten het hebben van de jongens die thuis zes uur op hun basgitaar oefenen en dan komen spelen wat wij ons in ons hoofd halen. Het lot van die mensen wordt nog niet helemaal begrepen.’

Stephen: ‘Heel leger aan weerlozen, ja. Echt hoor.’

Candy: ‘Het liefst had ik m’n bandleden nu allemaal tienduizend euro gegeven. Maar ik had vlak voor de crisis zich aandiende net m’n buffer in andere dingen geïnvesteerd. Ook dát is ondernemer zijn. Het kwam op een slecht moment. Als er nu niks gebeurt, gaat mijn bedrijf in december failliet. Misschien moet dat dan ook maar, daar komen we ook wel weer overheen. In de benadering van de muzikanten in Nederland wordt nu echter fout op fout op fout gestapeld. Daar ben ik heel boos over. Zie het als een uitdaging, wees creatief, hoor je dan. Ja, hallo! Dat is wat we áltijd doen! Ons hele leven. Omdat we elke keer risico’s nemen en investeren, hebben we geen rooie cent om een pandemie te overleven. En nu komt – zogenaamd gebrek aan – creativiteit ineens om de hoek om ons mee terug in het hok te zetten? Er wordt altijd al van ons verwacht dat we allerlei dingen voor niets doen. En nu is het pandemie en is dát weer een stok om mee te slaan. Wees creatief, stom muzikantje! Nee. Bovendien: wij zijn inwoners van Nederland, hebben altijd netjes belasting betaald en nu dus recht op steun. Daar zet ik me enorm voor in.’

Stephen: ‘Je kan stellen dat er een zekere naïviteit zit onder die ware muzikanten, die dus niet corporate bezig zijn. Maar dat is wel een oprechte naïviteit. En nu valt alles weg en zitten die mensen stil te lijden in hun huisje.’

Candy: ‘Daarom neem ik het op voor die jongens, voor wie nu nauwelijks wordt gelobbyd. We moeten sowieso af van het idee dat als je straks géén hele slimme, creatieve oplossing hebt bedacht, je iets fout hebt gedaan. Het is geen verhaal van winnaars en verliezers, althans, dat mág het niet zijn. Er is zeker een race aan de gang, want dit kan niet heel lang zo doorgaan. Het gaat er echter niet om wie daar het beste uitkomt, maar dat er aan het eind iets ligt waar we met z’n allen iets aan hebben. Overleven en een beetje voor elkaar blijven zorgen. Dát is mijn strijd.’


[Willem Bemboom - OOR - Juli 2020]

[Fotografie : Marc Deurloo]

 

Contact Subscribe Mediamusic

Contactform


Please read our Privacy & Cookie statement