De prachtige melodieën van een huismus (Dutch)

Soundz interview door Leo Blokhuis

Stephen Emmer is waarschijnlijk de meest beluisterde componist van het land. Ongeveer elke 7 minuten is zijn muziek wel ergens op de televisie in Nederland te horen. In maart 2020 won hij de Buma Oeuvre Award. Soundz sprak hem over zijn. Nieuwe album ‘Maison Melody’.

Je hebt zijn muziek vrijwel zeker gehoord. Hij maakte tunes voor het NOS Journaal, RTL Nieuws, RTL Boulevard, RTL Late Night én Editie NL. En vijfhonderd meer.

Hij werkte met Lou Reed, Midge Ure, Chaka Khan, Yoko Ono en de lijst is bijna eindeloos. Tony Visconti, producer van verschillende Bowie platen waaronder ‘Heroes’, zei over hem: “Stephen is een van die muzikanten die het best de muzikale regels kent en ze daarom ook als geen ander kan breken.” Emmer breekt niet alleen de muzikale regels, hij tart ook de commerciële wetten. Via spoken word, experimentele muziek en soul is hij op zijn laatste album Maison Melody bij de lyrische modern klassieke muziek beland.

“Bij mijn vorige album, Home Ground, zei een oud-Virginbaas al tegen mij: ‘Ja ja, de hele tijd veranderen. Commerciële zelfmoord.’ Toen zei ik ‘Ja, in mijn leven heet dat artistieke overleving.’ En dat is het. Artiesten die ik zelf waardeer doen dat ook. Elvis Costello die de ene keer met The Roots, de andere keer met Burt Bacharach of het Brodsky Quartet opneemt. Of Aaron Dessner, de gitarist van The National, die ook dingen doet voor voor het klassieke platenlabel Deutsche Grammophon en Johnny Greenwood van Radiohead die modern klassieke filmscores maakt.”

Met die laatste twee, Dessner en Greenwood, heb je artiesten te pakken waar je nieuwe plaat aan doet denken. Ik hoor soms ook iets van de lyrische stukken van Ennio Morricone.

“Ennio is natuurlijk een oude held. Vanuit de muziek van Ennio kan ik lijnen trekken naar die Franse band Air. Die lijntjes, daar blijf ik naar terugkeren. Voor dit nieuwe album heb ik een paar nieuwe melodieën geschreven, maar er zijn er ook een paar van mijn jonge zelf. Terug naar de onbeholpenheid van mijn wavedagen.”

In de late jaren zeventig was Stephen gitarist in de Minny Pops. De muziek van die band, met maniakale zang van Wally van Middendorp, schurende gitaarpartijen en hoekige drumcomputers, was ronduit ontregelend.

“We konden niet echt heel goed spelen, maar we hadden soms wel heel goeie liedjes. Instrumentaal waren die soms wat tweedimensionaal. Niet heel diep gelaagd, het waren meer lijntjes, riffs. Ik was ook een lijntjes kladderaar zoals zo velen toen. Maar nu kan ik er wat mee. Ik kan dieper harmoniseren, ik kan er mee spelen. Ik ben nu wat corrupt geworden, in de zin van blasé, ik heb zó veel kilometers gemaakt. Maar op oude cassettes vond ik zo veel eigenaardige melodieën, zoals bijvoorbeeld die van ‘MM II’ op mijn nieuwe plaat. Dat is echt een ouwetje, maar die vond ik wel eigenzinnig en schattig.”

“Kijk, indertijd moest je ook niet aan Joey Ramone vragen ‘is dat een F7 akkoord?’ Dat wisten we allemaal niet. En Wally Middendorp zei gewoon in onze Ford Transit ‘vanavond willen we geen applaus’. Okay, zeiden wij dan, maar goed, hoe moet je dat bereiken? Het was natuurlijk die onbevangen jeugdigheid die uit die muziek spreekt.”

Maison Melody voelt als filmmuziek. Zie je er zelf beelden of een film bij?

“Toen mijn eerste soloplaatje, Vogue Estate in 1982 uitkwam, toen vroeg mijn platenbaas Johan Visser van Idiot Records: ‘Wat ís dit?’ Ja, eigenlijk is het music for films without a picture, zei ik toen. En in feite ben ik daar weer uitgekomen. De school Ennio Morricone zegt dat goede filmmuziek ook op zichzelf beluisterbaar moet zijn, de school Vrienten zegt dat die dienend moet zijn. Ik ben van de school Ennio.”

En waar komt de naam Maison Melody vandaan?

“Zo noem ik mijn studio. Ik leid een teruggetrokken leven, ik componeer in huis. Dat was mijn eigenlijke vertrekpunt bij het album. Ik heb een boek Composers and their Homes. Mahler kon helemaal niet tegen afleiding, die wilde alleen maar in zijn tuinhuis componeren. Maar het is ook echt zo dat je in afzondering dieper bij jezelf komt. Ik bedoel dat niet new age-achtig, maar geen externe stimulans helpt. Ik heb last van tinnitus, gehoorproblemen dus, waardoor ik al veel minder naar allerlei locaties ga waar het druk en onrustig is. Ik ben de laatste tien jaar echt een huismus geworden. Maar het goeie nieuws is dat dat wel de mooiste dingen in mij boven haalt.

In die naam Maison Melody zit natuurlijk een knipoog in naar L’Histoire de Melody Nelson van Serge Gainsbourg. Die man maakte melodisch afwijkende muziek en dat vind ik goed. Die melodieën komen uit de inspiratie door Chopin en laat dat nou de vader van de romantische pianomuziek zijn.”

Behalve Chopin zag ik bij jouw inspiratiebronnen ook de naam van Satie staan.

“Ja, Eric Satie is de grondlegger van wat hij zelf Musique d’ameublement noemde, furniture music. Brian Eno heeft dat weer opgepakt voor zijn ambient, Music for Airports. Muziek die interessant en tegelijk te negeren is, zoals hij zelf zegt. Ambient minimal gedoe. In mijn research vond ik op mijn semi-oude dag de Spaanse Satie, Frederico Mompou, en ik ontdekte opeens Leo Smit, een Nederlands-joodse componist die in 1943 is afgevoerd door de Duitsers. Die mensen, dat zijn melodisten. Dat mis ik een beetje in de neo-klassieke muziekscene, dat lyrische. En dat hoor ik wel bij Mompou en Smit. Ik hoor bij veel van die nieuwe klassieke muziek geen thema’s, alleen maar herhaling. Daar kun je je lekker bij focussen, zegt Spotify. Maar ik wil niet in die hoek, ik wil toch gewoon melodie.

Iemand die ik ook heel erg bewonder is Ryuichi Sakamoto. Hij schrijft melodieën, maar hij snapt als geen ander vanuit zijn werk met Yellow Magic Orchestra wat je nog met sferische lagen kunt doen bij dit soort muziek. Zoals ik ook electronica heb gebruikt.

Ik merkte aan mijn oude zelf, via die cassettebandjes, op bezoek bij mijn eigen muzikale jeugd, dat ik nooit helemaal ben meegegaan in alleen maar sound-scapen. Ik ben van de melodieën en de themas. En toen ik Jóhann Jóhannson in Paradiso zag, toen werd ik getriggerd. Ik zag jonge mensen, pakweg tussen de twintig en veertig, bij wie die muziek heel hard aankwam. De zaal was idolaat van hem. En toen dacht ik: hij werkt met melodie en heel beperkte bezetting, hij komt kwetsbaar over, wat is dat gewéldig. Dat wilde ik ook weer. Het was echt een eureka-moment.”

De overgang met Home Ground, je vorige album vol orkestrale soulmuziek, is heel groot. Van Marvin Gaye en Charles Stepney naar Satie en Sakamoto. Het is een flinke stap.

“Ik ben schuldig geweest aan suikertaarten bouwen. En maar stapelen, honderd sporen, alles heel gelaagd, met bekende gasten. Maar nu is mijn verhaal meer mijn échte opvatting: less is more. Ik heb in feite een hekel aan muzikanten die steeds willen laten zien ‘kijk eens hoe veel nootjes wij kunnen spelen’. Dit keer wilde ik niet op de schouders van al die beroemdheden staan. Gewoon zelf met de billetjes bloot, in beperkte bezetting.”

Is dit dan jouw lockdown-plaat?

“Ja, eigenlijk wel. Ik had een kater van al die muzikale suikertaarten bouwen met al die bekenden collabs. Midge Ure zei twee platen geleden al: dit wordt jouw logistieke nachtmerrie. En inderdaad, want ga Julien Lennon, Chaka Khan of Lou Reed toentertijd maar even bellen: ‘Ik heb een gaatje bij De Wereld Draait Door, kun je er vanavond bij zijn?’ Dat gaat dus niet gebeuren, waardoor ik erg beknot was in mijn live mogelijkheden. Nu heb ik alleen vier strijkers en, ik hoop dat je dat ook gehoord hebt, wat subtiele elektronica. Ik heb de plaat opgenomen met medepianist Marcel Worms, drie strijkers uit het Metropole Orkest, The West Side Trio en Dimitrie Leivici. Die dames uit het Metropole doen dingen die niemand anders doet. Ze halen hun geluid door allerlei effectpedalen. Dat zocht ik niet, maar het zijn wel aparte dames. In die Scandinavische neoklassieken zijn de strijkers heel glad, heel ijzig geworden. Dat wilde ik niet, dus ik heb er één lyricus bij gevraagd, Dimitrie, geboren in Boekarest. Hoe gipsy wil je het hebben, hij heeft absoluut geleverd. Het snijdt door je ziel. Die man heeft trouwens ook nog op originele MFSB platen meegespeeld, die Phillysoul van Gamble & Huff.”

En zo zijn we weer bij de soul. Dat was de muziekstijl waar Stephen’s vader, oud-nieuwslezer Fred Emmer, zo dol op was. Hij overleed afgelopen jaar op kerstavond.

Als ik naar Maison Melody luister, hoor ik ook een melancholie. Heeft die te maken met het overlijden van je vader?

“Natuurlijk. Ik probeer alles maar eerlijk te verwerken in mijn muziek. Toen hij overleed was ik nog bezig met de de muziek van de laatste stukken, en die zijn ook wel wat melancholischer geworden. Maar dat mag. Hij was een soulman. Gister liet ik nog de oude radiocassetterecorder van Fred aan mijn dochters zien, hun opa. Ik drukte op het play-knopje en we hoorden Barry White. Dus Home Ground was zijn plaat, maar ik had graag gewild dat hij deze nog had meegemaakt, net als die award die ik won en dat ik zou gaan trouwen. Maar dat is dan te laat. Al die gemoedstoestanden zitten toch wel in die laatste stukken. Niemand zal er last van hebben, het is abstract.”

[Leo Blokhuis / Soundz / 2 juli 2020]

Lees hier het interview van Leo Blokhuis met Stephen Emmer op Soundz

Contact Subscribe Mediamusic

Contactform


Please read our Privacy & Cookie statement