Zet het gezicht van Journaal-presentator Fred Emmer naast dat van de jongeman op deze foto en het zal u niet verbazen dat het zijn zoon is. Net als zijn vader timmert Stephen Emmer stevig aan de weg. Hij maakte reeds zijn eerste elpee, maar past er voor te slijmen met het platenvolk te Hilversum.
Amsterdam, zaterdag 16 april 1983
‘Mooie tijd was dat, toen Stephen Emmer nog in Nederland woonde en zijn brievenbus altijd vol zat met meer verzoeken om filmmuziek dan hij tijd had om te lezen. Want hij zat vrijwel permanent in de studio, net als de andere leden van dat uitgelezen gezelschap filmcomponisten wier muzikaliteit en goede smaak legendarisch waren in de industrie: Jerry Goldsmith, Leonard Bernstein, Henry Mancini en Michel Legrand. De laatste keer dat ik Stephen Emmer in Nederland zag was tien jaar geleden toen hij voorgoed naar Amerika vertrok. Manuscripten van zijn filmmuziek onttrokken de vloer van zijn flat aan het oog. Zijn Oscars, nauwelijks opvallend tussen de antiquiteiten en kunstvoorwerpen, keken geïnteresseerd toe hoe de vele meesterwerken zorgvuldiger werden ingepakt dan al het andere dat herinnerde aan zijn glorieuze beroepsverleden.’
Muzikale zoon van Journaal-presentator stuitte op muur van onbegrip
Bovenstaande zinnen zijn nooit over Stephen Emmer geschreven. Ik heb ze geleend van Gordon Gray die er drie jaar geleden de hoes van ‘The Big Screen Hits Of John Barry’ mee opluisterde. Stephen Emmer zal er geen bezwaar tegen hebben, want John Barry is zijn grote held en lichtend voorbeeld. Als er te zijner tijd aan hem zal worden gerefereerd zoals Gordon Gray deed aan de maker van ‘Thunderball’, ‘Born Free’, ‘Midnight Cowboy’, ‘The Ipcress File’, ‘Goldfinger’, ‘You only live twice’ en het James Bond Thema, dan zul je Stephen Emmer niet horen klagen.
Een vliegende start heeft Emmer vooralsnog niet gehad. Zijn zelf geschreven, gearrangeerde, geproduceerde en gespeelde debuutelpee ‘Vogue Estate’ is niet ontvangen als de interessante synthese van ambitieuze popmuziek en edelkitsch die het wel degelijk is. De muur van onbegrip en weerstand die ‘Vogue Estate’ op zijn korte weg heeft ontmoet, is zonder twijfel opgetrokken uit de stenen die Stephen Emmer voor de diverse media heeft gereserveerd in zijn vorige maatschappelijke functie: die van mede-oprichter en hoofdredacteur van het muziekblad Vinyl.
'Nederlandse pop moet charmant knullig gemaakt worden door nederige mensen'
'De kritiek die ik heb gekregen was voorspelbaar. En aan de dunne kant. Een debuterende artiest verwijten dat hij in plaats van strijkers synthesizers heeft gebruikt, getuigt van geen enkel begrip van de financiële verhoudingen in de Nederlandse muziekindustrie. Recenseren is hier, ook in de rock ’n roll, een kwestie van persoonlijke wraak. Geroutineerder artiesten dan ik zeggen altijd iets in de geest van: ik blijf Nederland trouw, want ze weten dat als ze expansiedrift tonen of zelfs maar kwaliteit nastreven ze onherroepelijk zullen worden teruggeschopt in de rij. Nederlandse pop moet charmant knullig gemaakt worden door nederige mensen.’
‘Ik loop voor het eerst in mijn leven in de steun. Ik moet dus wel weg. Niet op stel en sprong, want met mijn hoofd op mijn koffer in de Newyorkse ondergrondse slapen durf ik niet. Maar zodra de gelegenheid zich voordoet, zal ik zeker richting west gaan. Hier blijft het toch voornamelijk een kwestie van aardig zijn voor Veronica-deejays. Elke platenmaatschappij gaat daar van uit. Hoe Nederlands.’
‘Er is al gesuggereerd dat het werk van mijn vader mijn belangstelling voor opnametechniek zou hebben gestimuleerd. Ver gezocht. Omdat bij ons thuis over het wonder de beeldbuis werd gesproken ben ik nog niet aan de mecano geraakt!
Het gaat wel heel ver om te veronderstellen dat, omdat hij het Journaal presenteert, ik gemakkelijker bij Sonja Barend of Mies Bouwman zou zitten. Nog afgezien van het feit dat ik liever het voorprogramma van André Hazes doe als die de Ahoy heeft uitverkocht’.
‘De mensen die zo genadeloos op mij hebben ingehakt hebben zelf geen kerfje op hun ziel’
‘Mijn vader is overigens lang niet zo wereldvreemd als ik. Hij komt in bars waar kogelvrij glas zit tussen de barkeeper en de clientèle. Dat zou ik niet durven, want iedereen zou onmiddellijk door hebben dat ik aapjes kwam kijken, terwijl mijn vader daar gewoon hoort, althans op het moment dat hij er zit. Mijn vader houdt het muzikaal gezien bij favorieten die hij ongelooflijk trouw is, zoals Junior Walker and The All Stars. Mijn moeder was balletdanseres. Ze liet thuis alles horen waar ze beroepshalve mee in aanraking kwam. Veel jazz. Klassieke muziek speelde ook een rol bij ons thuis, maar er is me niets dwingend opgelegd.
Nog steeds kan ik midden in de nacht met de benen op tafel Mahler’s Tweede Symfonie opzetten en als de pils niet goed valt, moeiteloos overschakelen op de Philly Sound. Aan zo’n opvoeding heb je iets.’
Aan het einde van het eerste gesprek blijkt Emmer in een bespiegelende bui. ‘Weet je’, zegt hij. ‘De mensen die zo genadeloos op me hebben ingehakt, hebben zelf geen kerfje op hun ziel. Artiesten zitten van binnen onder de littekens. Ik nu ook. Daar ben ik trots op. Popmuziek in Nederland: na de eerste flop zit je in de wachtkamer en je plant je ontsnapping.’
‘Ik wil een brug slaan tussen elitaire muziek en volksmuziek'
Buiten, bij het afscheid op de stoep, zegt hij, gespeeld boosaardig: ‘Je hebt me helemaal niet gevraagd naar mijn plannen voor de toekomst en die wil ik juist zo graag vertellen! Ik ga muziek voor een Nederlands-Belgische filmproductie schrijven. Iemand die een goeie tekst op ‘Terracotta Trimmings’ kan schrijven, moet mij bellen, en wie het kan zingen mag een plaat met mij maken. Ik heb een aanbod van een Londense uitgeverij om hits te schrijven in de kelder. Van mij zijn ze nog niet af.’
Emmer’s plannen blijken een week later, bij de tweede ontmoeting, veel concreter. ‘Ik ga mijn werk uitsplitsen in film- en popmuziek. Ik ga met een zangeres coupletjes en refreintjes van drie minuten en tien seconden maken. Ik heb een fantastische zangeres gevonden uit de jazzhoek, Diana Fleury. Ze heeft een soepele stem. Geen schuurpapier, zoals in de Nederlandse pop voorgeschreven, maar meer fluweel met zijdeglans. Ik laat me er altijd op voorstaan dat ik mensen met wie ik wil samenwerken kan beoordelen op de manier waarop ze met mij een kroketje trekken bij Febo. Deze mevrouw had dezelfde drie seconden favoriete muziek als ik!’ ‘Ik ga weg bij WEA. Ik kreeg mijn persoonlijke exemplaar van 'Vogue Estate’ twee weken na de officiële release, maar nu ik er meer nodig heb, krijg ik te horen dat ik 9,10 gulden per exemplaar moet betalen, zijnde de inkoopprijs voor de detailhandel! Het blijkt dat ze me zien als een knutselaar op zolder, terwijl ik mezelf zie als de toekomstige leider van een enorm orkest.’ ‘Er is belangstelling voor het nieuwe samenwerkingsverband van Island, een Engelse platenmaatschappij. Een continentale act is interessant voor ze. Ik stuit bij de inleidende besprekingen in ieder geval niet op het gebruikelijke Britse chauvinisme. Engeland is mijn naaste toekomst. Hier geld ik als lastig. Niemand weet wat met mij aan te vangen. En ik wil niet als Garland Jeffreys tien keer dezelfde plaat maken om een harde kern van volgelingen te kweken. Ik wil onmiddellijk de plaats kunnen innemen die me qua talent toekomt. Op het ogenblik is dat de Engelse subtop. En de top is binnen bereik. Als ik dat niet geloofde, begon ik er niet eens aan. Als mijn signatuur maar eenmaal bekend is.’ ‘Ik wil een brug slaan tussen elitaire muziek en volksmuziek. Ik wil banaliteit inhoud geven. De beste muziek is muziek die iedereen kan begrijpen. De brug die ik voor ogen heb hoeft dus niet zo monumentaal te zijn. Een Baily Brug is voldoende.'
[Jip Golsteijn / De Telegraaf]