Op Recitement zijn nogal wat beroemde mensen te horen. Jorge Luis Borges, Samuel Beckett, Allen Ginsburg en Richard Burton droegen postuum bij aan een plaat vol spoken word, sfeervol en passend van muziek voorzien door Stephen Emmer. Maar Lou Reed was springlevend, toen hij in de New Yorkse studio van de nauwelijks minder bekende topproducer Tony Visconti zijn tekst voor Passenger insprak. „Hij wilde best meedoen aan zo’n klein Europees arty project, had hij gemaild.”
Stephen Emmer keek er niet eens echt van op. In de jaren ’80 sloot hij zich immers net zo gemakkelijk aan bij de toen best bekende Britse bands Associates en Lotus Eaters. „Ja, ik raak inderdaad niet onder de indruk van zulke beroemdheden, ik ben het wel gewend. Het gebeurde wel dat ik als kind de mazelen had. Werd ik wakker, dacht ik: wat zit daar voor figuur met een grote, geruite broek aan? Nou, Pipo de Clown dus.”
Dat komt omdat de vader van Stephen Emmer oud-nieuwslezer Fred Emmer is, bekend en gewaardeerd om zijn nauwkeurige dictie. En hoewel Stephen Emmer „mijn leven lang achtervolgd” is door dat familieverband, wil hij best „wat huis-, tuin- en keukenpsychologie” loslaten op zijn huidige project, en zijn fascinatie voor spoken word.
„Mijn vader is immers bekend geworden met een soort van spoken word, zonder artistieke meerwaarde weliswaar. Maar ik herinner me goed dat hij altijd commentaar had op gesproken woord op televisie: goh, dat zegt- ie verkeerd, foute klemtoon, eindigt te laag, haalt geen adem, praat onder zijn stem. Want in dat vormaspect zit ook begrip van de tekst, vond hij.”
In de jaren tachtig begon hij met het verzamelen van gesproken boeken op cassette, datgene wat we nu luisterboek noemen. „Maar destijds had dat nog geen naam, het was niet meer dan een curiosum. Ik had er een soort fascinatie voor, al vond ik de meeste van die bandjes veel te monotoon.” Lange tijd deed hij niets met die fascinatie. Hij vestigde zich als maker van ‘opdrachtmuziek’: voor tentoonstellingen, films en dergelijke. De tunes de hij maakte voor bijvoorbeeld het NOS Journaal, RTL Boulevard en Nederland 2 maken van hem waarschijnlijk de meest gehoorde componist van Nederland.
„Dat wordt zo commercieel, met doelgroepdenken en al, dat ik daar nauwelijks meer mijn artistieke ei in kwijt kan. Er was een tijd dat je in dat werk alle vrijheid had, binnen een beperkte tijdsduur weliswaar. Maar nu wordt het steeds verder ingekaderd, en de tunes moeten ook steeds korter: vroeger was dertig seconden normaal, nu moet het in zes, zeven seconden.”
Vandaar dat hij weer ‘vrij werk’ ging maken. „Maar in die twintig jaar ben ik kennelijk zo beroepsgedeformeerd geraakt, dat ik ook daar niet zonder opdracht kan. Dus die heb ik mezelf dan maar gegeven. Normaal maak ik muziek bij beelden, op Recitement doe ik dat bij teksten. Daar voel ik me beter bij thuis dan bij volstrekt autonome muziek.”
Emmer wil met Recitement, waarop ook de stemmen te horen zijn van onder anderen Sacha de Boer, Sylvia Kristel, Ken Nordine, Hugo Claus, Carlos Drummond De Abdrade en Kazu Makino, een soort emancipatieproces op gang brengen voor spoken word. „Dat heeft in elke stroming en elke periode van popmuziek wel een rol of een bijrol gespeeld. Maar buiten de rap heeft het nooit een zelfstandige plek gekregen. Dat probeer ik te veranderen, met bijdragen uit de wereldliteratuur, in zeven talen maar liefst.”
De muziek die hij daarbij maakte moest meer zijn dan zomaar een „ondergrondje”. Die moest reageren op het gesproken woord, met de stem als dirigent. „Iemand als Richard Burton, de Rolls Royce onder de stemmen, stottert opzettelijk. Net even vertragen, net voor het ritme uit of er weer achteraan. Allemaal heel subtiele dingen, waardoor het een meestervertelling wordt. Je kunt al die af-wijkinkjes, aarzelingen en stotteringen gebruiken als handvat om de muziek vorm te geven. Door dat te volgen, of juist te contrasteren. In de rap hoor ik altijd een vaste toonsafstand tussen de rapper en de beat. Ik heb de muziek op dezelfde toonsafstand gelegd als bij rap, en dan krijg je een vergelijkbaar flow-principe. Dat vond ik wel een mini-eureka-ervaring. Zo moet het ook wel, want spoken word kan ook erg saai zijn, moet ik zeggen.”